Download dit artikel als PDF 05 april 2014

Banken zakken steeds verder in derivatenmoeras

Op 26 maart 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant een belangrijke uitspraak gedaan in een zaak tegen de Rabobank. De zaak was aangespannen door een agrarisch ondernemer die geconfronteerd werd met de gevolgen van een met de Rabobank afgesloten rentederivatencontract.

De afgelopen 10 jaar hebben veel ondernemingen gelijktijdig met het afsluiten van een geldlening een dergelijk rentederivatencontract afgesloten. Meestal gaat het hierbij om contracten die los staan van de afgesloten geldlening en waarbij een renteruil (‘renteswap’) plaats vindt. Het doel van dit soort contracten is om onwenselijke renterisico’s af te dekken. De keerzijde is alleen dat deze rentederivatencontracten ook de nodige eigen risico’s met zich mee brengen. Zo moet de kredietnemer bepaalde financiële zekerheid verschaffen om te zorgen dat aan toekomstige renteverplichtingen voldaan kan worden. Ook stopt het rentederivatencontract vaak niet automatisch wanneer de geldlening tussentijds wordt afgelost aan de bank.

In de zaak van de agrarisch ondernemer speelde de verkoop van de boerderij vanwege emigratie. In dat kader moest niet alleen de geldlening worden afgelost, maar ook moest aan de Rabobank een bedrag van € 275.000,= betaald worden vanwege de beëindiging van de ‘renteswap’. De agrarisch ondernemer eiste dit bedrag bij de rechter terug van de Rabobank. De rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de agrarisch ondernemer door de Rabobank niet voldoende was gewaarschuwd voor de risico’s van derivatencontracten. Daarbij kon de bank zich niet verschuilen achter standaardbepalingen. Daarom is de Rabobank veroordeeld om 60% van de schade te vergoeden. Het lijkt er op dat veel banken de negatieve gevolgen van renteswapcontracten hebben onderschat. Er lopen meerdere civiele procedures waarbij gedupeerde partijen trachten om geleden schade als gevolg van afgesloten rentederivatencontracten te verhalen op banken. Ook de Rechtbank Rotterdam heeft vorig jaar op 8 mei 2013 in een voorlopig oordeel al overwogen dat de bewuste bank de klant niet voldoende duidelijk had geïnformeerd over de werking en risico’s van het renteswapcontract en hem onvoldoende had gewaarschuwd. Die uitspraak betrof echter een tussenvonnis, terwijl de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant een eindvonnis betreft.

Gedupeerden kunnen zich verder gesterkt voelen door rapporten die de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) in september 2013 en februari 2014 hierover heeft gepubliceerd. In die rapporten is de dienstverlening van banken onder de loep genomen bij het aanbieden van dit soort rentederivatencontracten in het MKB. De AFM concludeert daarin dat banken bij het aanbieden van rentederivaten contracten veelal een te positief beeld hebben geschetst. Negatieve scenario’s zijn daarbij onderbelicht gebleven, terwijl juist die scenario’s zich hebben verwezenlijkt in de afgelopen jaren als gevolg van aanhoudende rentedalingen. De verwachting is dan ook gerechtvaardigd dat de komende jaren een vloedgolf aan procedures over rentederivatencontracten zal volgen tegen banken. Die procedures kunnen voor de civiele rechter gevoerd worden maar ook bij het Klachteninstituut financiële dienstverlening (‘Kifid’). Na de affaires van de afgelopen jaren rondom effectenlease en woekerpolissen, doemt een nieuw hoofdpijndossier op voor de bancaire wereld.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met mr. A.C. van Campen of mr. G.F. van den Berg.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).