Download dit artikel als PDF 22 december 2014

Pandhouder verzet zich tegen executie pandrecht en verzwakt eigen positie

Als een verhaalsobject wordt geëxecuteerd, worden uit de verkregen executieopbrengst onverwijld de kosten van executie voldaan. Na voldoening van deze kosten dient de netto-opbrengst te worden verdeeld over de pandhouders. De pandhouders dienen de verdeling in onderling overleg vast te stellen.

Indien de schuldeisers geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling van de netto-opbrengst, dan kan de meest gerede partij op grond van artikel 481 Rv de voorzieningenrechter vragen om een rechter-commissaris te benoemen ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden. De rechter-commissaris dient in dat geval een rangregeling vast te stellen. Bij de vaststelling van de rangregeling dient de rechter-commissaris rekening te houden met de door de wet erkende redenen van voorrang. Voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht en uit de andere in de wet aangegeven gronden.

De rechtbank Noord-Holland werd onlangs verzocht een rangregeling vast te stellen conform artikel 481 Rv. In de zaak die aan de rechtbank werd voorgelegd hadden diverse pandhouders een pandrecht gevestigd op roerende zaken. Na de executie van de roerende zaken was tussen de diverse pandhouders een discussie ontstaan over de verdeling van de netto-opbrengst van roerende zaken. De rechtbank wees de verzochte rangregeling af. De rechtbank oordeelde dat de door de eerste pandhouder gemaakte proceskosten ter handhaving en uitoefening van haar rechten (waaronder de kosten van verweer in verband met het door de overige pandhouders ingestelde verzet tegen de veiling en verdeling), vielen onder het bereik van het gevestigde pandrecht. Deze kosten dienden tevens te worden voldaan uit de netto-opbrengst. Na voldoening van deze kosten zou niets meer resteren voor de overige pandhouders. Volgens de rechtbank hadden zij dan ook geen belang meer bij de vaststelling van de rangregeling.

Deze uitspraak laat zien dat het overige pandhouders c.q. belanghebbenden is aan te bevelen te onderzoeken of het pandrecht van de eerste pandhouder (hoogst gerangschikte schuldeiser) tevens strekt tot zekerheid voor de vergoeding van de kosten die pandhouder heeft moeten maken ter handhaving en uitoefening van zijn rechten in verband met de incasso van zijn vordering. Als dat zo is, dienen de overige pandhouders c.q. belanghebbenden niet alleen rekening te houden met het feit dat ook deze kosten moeten worden voldaan uit de netto-opbrengst. De overige pandhouders c.q. belanghebbenden moeten zich ook realiseren dat wanneer zij besluiten zich te verzetten tegen de veiling en verdeling, dit mogelijk leidt tot uitholling van hun eigen pandrecht.

Meer over deze uitspraak en dit onderwerp kunt u lezen in dit artikel.

Wilt u meer weten of heeft u vragen over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met één van onze Onderneming & Vennootschap specialisten.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).