Download dit artikel als PDF 29 juli 2014

Praktijkvragen over buitengerechtelijke incassokosten

De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten staat volop in de belangstelling. Gelet op enkele vrij recente wetswijzigingen is dat ook niet erg verwonderlijk. Op verzoek van de rechtbank Gelderland heeft de Hoge Raad onlangs al een bepaald aspect van de nieuwe regeling verduidelijkt. Zie daarover een eerdere blog. Als het aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ligt, wordt er binnenkort opnieuw een zogenaamde prejudiciële vraag aan de Hoge Raad voorgelegd. Dat blijkt uit een uitspraak van 22 juli jl. In deze uitspraak speelden twee kwesties.

Ambtshalve matiging bij incassobeding
Allereerst was de vraag aan de orde of buitengerechtelijke incassokosten die op grond van een contractueel beding (bijvoorbeeld een algemene voorwaarde) verschuldigd zijn, door de rechter gematigd mogen worden. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechter mag bedongen buitengerechtelijke incassokosten matigen, óók indien de schuldenaar daar niet om heeft gevraagd. Daarbij geldt wel het wettelijke tarief als ondergrens. Alleen als de schuldeiser stelt en onderbouwt dat de werkelijke kosten hoger zijn geweest dan dit wettelijke tarief én dat het redelijk was om deze kosten te maken, komen de hogere kosten voor vergoeding in aanmerking. Een afspraak om in het voordeel van de schuldeiser van de wettelijke regeling af te wijken, leidt in de praktijk dus niet altijd tot het beoogde resultaat.

Toerekening betalingen
De tweede kwestie houdt verband met de imputatieregel van artikel 6:44 BW. Op grond van deze regel wordt een betaling door de schuldenaar eerst toegerekend aan de kosten en opeisbare rente, voordat deze in mindering wordt gebracht op de verschuldigde hoofdsom. In de procedure bij het gerechtshof werd geklaagd over het oordeel van de kantonrechter dat buitengerechtelijke incassokosten geen kosten in de zin van artikel 6:44 BW zijn. Volgens appellante mocht zij de gedane betalingen wel degelijk eerst afboeken op de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten. Omdat gerechtsdeurwaarders de imputatieregel anders toepassen dan door rechtbanken en hoven wordt geaccepteerd, acht het hof het wenselijk dat de Hoge Raad duidelijkheid verschaft. Het belang bij deze vraag is evident als je bedenkt - zoals het hof ook doet - dat in de vele duizenden incassozaken per jaar, die zonder tussenkomst van de rechter worden afgedaan, de imputatieregel een rol speelt.


Indien u naar aanleiding van deze bijdrage vragen heeft of advies wenst, kunt u contact opnemen met één van onze specialisten van de sectie Aansprakelijkheid & Procespraktijk.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).