In haar contracten voor dieetvoeding voor 2014 heeft VGZ een voorkeursbeleid opgenomen, met Fresenius als voorkeursleverancier, en lage prijzen vastgesteld voor producten van andere leveranciers. Voor bepaalde dieetvoeding heeft VGZ Fresenius niet als voorkeursleverancier aangewezen. Voor die dieetvoeding heeft VGZ maximumtarieven vastgesteld. Fabrikant Nutricia kon zich niet vinden in het nieuwe (prijs)beleid van VGZ en stapte naar de rechter.
Inmiddels heeft de rechter tot drie keer toe uitspraak gedaan. In de eerste uitspraak oordeelde de rechter dat het voorkeursbeleid van VGZ de patiënt te veel beperkte in zijn of haar keuze voor een bepaalde dieetvoeding. Daarnaast oordeelde de rechter dat de maximumtarieven te willekeurig waren vastgesteld. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft VGZ haar voorkeursbeleid en maximumtarieven aangepast.
Nutricia kon zich niet vinden in deze aanpassingen en is wederom naar de rechter gestapt. In dit geval ging de rechter niet mee in de bezwaren van Nutricia en oordeelde dat VGZ haar voorkeursbeleid en maximumtarieven op een juiste wijze had aangepast (de tweede uitspraak). De derde uitspraak was het hoger beroep dat VGZ had ingesteld tegen de eerste uitspraak. In het hoger beroep is de rechter echter bij zijn standpunt gebleven.
Wilt u meer lezen over deze uitspraken, dan verwijzen wij u naar het artikel van mr Catelijne Bach en mr Wouter van Loon in het Pharmaceutisch Weekblad. Voor meer informatie kunt u met hen contact opnemen.
Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).
