Download dit artikel als PDF 20 februari 2018

Voorkom verjaring van je vordering

Wie een vordering heeft op een ander doet er goed aan deze snel te innen. Als er namelijk te lang geen aanspraak wordt gemaakt op voldoening ervan, kan deze verjaren. Dit houdt in dat de voldoening van een vordering niet meer met juridische middelen kan worden afgedwongen. Minstens zo belangrijk als de duur van een verjaringstermijn, is vanaf welk moment deze precies ingaat.

Vorderingen komen vaak pas in de gevarenzone voor verjaring in gevallen waarin de schuldenaar niet makkelijk kan betalen, of als de vordering betwist wordt. Juist dit zijn ook de gevallen waarin een rechterlijke uitspraak nodig is om tot executie van vermogensbestanddelen van de schuldenaar over te kunnen gaan, of de betwisting te doorbreken. Hoewel een vordering na verjaring wel blijft bestaan, betekent het wegvallen van afdwingbaarheid meestal dat er niet meer wordt betaald.

Verjaring van een vordering is dus ingrijpend. Het is een uitzondering op het belangrijke principe dat het procesrecht dient om het materiële recht te realiseren. De belangrijkste reden voor deze uitzondering is de rechtszekerheid. Verjaring zorgt ervoor dat een schuldenaar er vanaf een bepaald moment gerust op kan zijn, dat hij zich tegen claims uit een grijs verleden niet meer hoeft te verweren.

Verjaring en stuiting
De verjaring van verschillende soorten vorderingen is gedetailleerd in de wet geregeld. Ook de manier waarop de verjaring kan worden “gestuit” staat in de wet beschreven. Stuiting is een (rechts)handeling van de schuldeiser of de schuldenaar die ervoor zorgt dat een lopende verjaringstermijn opnieuw begint. De manier waarop de schuldeiser de verjaring kan stuiten, kan voor verschillende soorten vorderingen verschillen. Van de kant van de schuldenaar kan de verjaring echter altijd worden gestuit door erkenning van de schuld.

Verjaard? Of toch niet?
Ondanks de gedetailleerde wettelijke regels voor verjaring en stuiting kan er soms toch discussie ontstaan over de vraag of een vordering verjaard is, of niet. Een voorbeeld is een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag. In deze zaak maakte een aannemer aanspraak op betaling voor werkzaamheden die hij had gefactureerd in 2003. De betreffende werkzaamheden waren verricht aan het huis waarvan de gedaagde destijds gezamenlijk eigenaar was met haar echtgenoot. Inmiddels was de gedaagde echter gescheiden en was de voormalig echtgenoot in staat van faillissement verklaard. De rechtsvordering werd daarom ingesteld tegen de gedaagde alleen.

Verjaringstermijn
De gedaagde beriep zich tegenover de aannemer op verjaring. De verjaringstermijn voor de vorderingen van de eiser was namelijk 2 of 5 jaar, waarbij de verjaringstermijn volgens gedaagde begonnen was toen de oorspronkelijke facturen uit 2003 opeisbaar werden. In de tussentijd was er al een procedure over het aanneemwerk gevoerd bij de Raad van Arbitrage voor de bouw. Deze procedure was in 2009 via een minnelijke regeling geëindigd. De aannemer stelde dat zijn vordering gebaseerd was op die minnelijke regeling, zodat de verjaringstermijn volgens hem pas in 2009 was begonnen. De rechtbank was het eens met de aannemer.

Erkenning
De aannemer had ook twee schriftelijke verklaringen aan de rechter voorgelegd, van personen die na 2009 aanwezig waren geweest bij gesprekken tussen de voormalig echtgenoot van de gedaagde en de aannemer. De verklaringen hielden in dat de echtgenoot de verschuldigdheid van de factuurbedragen in die gespreken niet betwist had, maar juist had gesuggereerd dat hij deze zou gaan betalen. Dit was naar het oordeel van de rechtbank voldoende om aan te nemen dat de vorderingen van de aannemer door de voormalig echtgenoot van de gedaagde waren erkend. Zo’n erkenning hoeft namelijk niet uitdrukkelijk te gebeuren, maar kan ook uit gedragingen van de schuldenaar blijken.

Geen erkenning
De rechtbank overweegt ook dat de gedaagde de schriftelijke verklaringen over wat haar voormalig echtgenoot had gezegd, niet gemotiveerd heeft tegengesproken. Nu kon de gedaagde dit logischerwijs ook niet, omdat ze zelf niet bij de betreffende gesprekken aanwezig was geweest.

Gedaagde heeft dan ook aangevoerd, dat zij zelf geen schuld aan de aannemer heeft erkend, zodat tegenover haar de verjaring niet gestuit was door erkenning. Hier wordt gedaagde door de rechter niet in gevolgd. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad over “schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid”. Ze overweegt dat de aannemer er in de omstandigheden van dit concrete geval op mocht vertrouwen dat de toenmalige echtgenoot van de gedaagde niet alleen voor zichzelf, maar ook namens zijn huwelijkspartner de schuld aan de aannemer erkende.

De uitspraak van de Rechtbank Den Haag illustreert dat ook een strikt geregeld onderwerp als verjaring in de praktijk niet altijd rechtlijnig uitpakt.

 

Twijfelt u of een vordering is verjaard, of wilt u meer weten over schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid? Dan kunt u contact opnemen met Inge Lakwijk of met een van onze andere specialisten Onderneming & Vennootschap.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).