Download dit artikel als PDF 02 maart 2015

Het relativiteitsbeginsel in beweging

Recent heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland een opmerkelijke uitspraak gedaan over het zogenaamde relativiteitsbeginsel. Het relativiteitsbeginsel is in het bestuursrecht alleen van toepassing in de fase van beroep. Desalniettemin betrok de voorzieningenrechter hangende de bezwaarfase het relativiteitsbeginsel in zijn belangenafweging.

Iemand die beroep instelt of bezwaar aantekent tegen een door de overheid genomen besluit, beroept zich hierbij vaak op een bepaalde rechtsregel of de schending daarvan. Deze rechtsregels strekken ertoe om bepaalde belangen te beschermen. In de wet is inmiddels bepaald dat een besluit niet door de rechter wordt vernietigd indien de rechtsregel waar iemand zich op beroept niet strekt tot de bescherming van de belangen van die persoon.

Een voorbeeld: er komt een nieuwe supermarkt in het dorp. Een concurrent van de supermarkt maakt bezwaar tegen de omgevingsvergunning waarmee de bouw en het gebruik van het pand als supermarkt wordt vergund. De concurrent die in hetzelfde dorp is gevestigd maakt bezwaar en stelt vervolgens beroep in tegen de omgevingsvergunning omdat de supermarkt niet voldoende parkeerplaatsen realiseert en dus strijd ontstaat met de regels uit de bouwverordening waarin het aantal parkeerplaatsen wordt voorgeschreven. De regels in de bouwverordening omtrent parkeergelegenheid zien echter niet op het belang van de concurrent die opkomt tegen de omgevingsvergunning, namelijk het concurrentiebelang. Het beroep van de concurrent zal dan ook niet leiden tot vernietiging van het besluit door de rechter.

Volgens de wet is het relativiteitsbeginsel alleen aan de orde in de fase van beroep (dus niet in de fase van bezwaar). De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat ondanks het feit dat het relativiteitsbeginsel niet van toepassing is op procedures hangende bezwaar, dit beginsel toch in de door hem in het kader van een voorlopige voorziening te maken belangenafweging wordt betrokken. Als reden hiervoor geeft de voorzieningenrechter dat het relativiteitsbeginsel wel een rol zal gaan spelen bij een eventuele beroepsprocedure.

De uitspraak van de voorzieningenrechter lijkt op gespannen voet te staan met de wet, maar de overwegingen zijn wel begrijpelijk. De voorzieningenrechter mag immers in het kader van zijn belangenafweging alle relevante omstandigheden meenemen. De toepasselijkheid van het relativiteitsbeginsel wordt in dit geval gezien als een relevante omstandigheid. Uit ervaring weten onze advocaten inmiddels dat commissies bij gemeenten die bezwaarschriften behandelen ook al rekening houden met het relativiteitsbeginsel, bijvoorbeeld door de bezwaarmaker daar expliciet op te wijzen in hun advies. Het is in ieder geval duidelijk dat de jurisprudentie rondom dit beginsel nog volop in beweging is.

Indien u vragen heeft over de werking van het relativiteitsbeginsel of andere vragen rondom bezwaar- of beroepsprocedures, kunt u contact opnemen met één van de onze specialisten van de sectie Vastgoed & Omgeving.
 
Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).