Download dit artikel als PDF 05 juni 2018

Proceskosten in IE-zaken: wanneer wel en wanneer niet volledig vergoed?

In civiele procedures betaalt de verliezende partij een vergoeding voor de advocaatkosten van de winnende partij. Daarin zijn twee regimes te onderscheiden: in gewone procedures wordt meestal het liquidatietarief toegepast. Deze vergoeding dekt vaak maar een klein deel van de werkelijk gemaakte kosten. In zaken over intellectuele eigendomsrechten wordt vaak een veel hogere vergoeding toegekend (hierna: de IE-proceskostenregeling). Dit kan vele duizenden euro’s schelen. Het maakt dus nogal wat uit welk regime van toepassing is.

Indicatietarieven

In procedures betreffende de handhaving van IE-rechten wordt de verliezer doorgaans veroordeeld in de redelijke en evenredige kosten van de winnaar. Aan deze regeling ligt een Europese richtlijn ten grondslag. Deze Handhavingsrichtlijn verlangt dat doeltreffende rechtswegen bestaan om inbreuken op IE-rechten tegen te gaan. In de praktijk zijn tarieven opgesteld, zogenaamde indicatietarieven, om de gevorderde kosten te beoordelen. Deze indicatietarieven liggen fors hoger dan het reguliere liquidatietarief.

Liquidatietarief of IE-proceskostenregeling?
In een recente zaak had een octrooihouder in een IE-kort geding een inbreukverbod gevorderd. De rechtbank wees de vordering af, waarna de octrooihouder in hoger beroep ging. Het hof stelde vast dat dit hoger beroep te laat was ingesteld, maar bood partijen de gelegenheid om zich uit te laten over de gevolgen: zou het hoger beroep daarom moeten stranden (‘niet-ontvankelijkheid’)? Partijen hebben hun standpunten hierover uiteengezet. Het verdere octrooigeschil kwam niet meer aan de orde. Het hof heeft uiteindelijk de octrooihouder niet-ontvankelijk verklaard. Wat betreft de vergoeding voor de proceskosten heeft het hof een splitsing gemaakt tussen de diverse werkzaamheden: de voorbereidende werkzaamheden die betrekking hadden op het inhoudelijke octrooigeschil werden conform de - hogere - indicatietarieven vergoed; de kosten gemoeid met de formele ontvankelijkheidsvraag werden begroot volgens het - lagere - liquidatietarief. De vermeend inbreukmaker was het niet eens met deze beslissing en stapte naar de Hoge Raad.

Ook formele kwesties onder IE-proceskostenregeling
Vast stond dat de procedure onder de Handhavingsrichtlijn viel. De vraag was of dan ook alle werkzaamheden onder de IE-proceskostenregeling vielen. Hier had een deel van de werkzaamheden uitsluitend betrekking op de formele vraag wat de gevolgen waren van het te laat ingestelde hoger beroep. Het hof zou deze vraag ook zonder een daarop gericht verweer hebben moeten onderzoeken. Het materiële octrooigeschil speelde hier geen enkele rol. Aan de andere kant kent de IE-proceskostenregeling volgens de hoogste Europese rechter een ruim toepassingsbereik. De Hoge Raad weegt de argumenten pro en contra tegen elkaar af en concludeert dat de eerste zwaarder wegen. Dit betekent dat ook de kosten die alleen verband hielden met de ontvankelijkheidskwestie onder de IE-proceskostenregeling vallen. De vermeende inbreukmaker kan dus een ruimere vergoeding tegemoet zien.  

 

Indien u naar aanleiding van deze blog vragen heeft, dan kunt u contact opnemen met Dineke van Dal of één van onze andere specialisten van de secties Aansprakelijkheid en Procespraktijk of IE/IT & Privacy.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaim
er).