Recht op schadevergoeding bij trage besluitvorming?
Recht op schadevergoeding bij trage besluitvorming?
Het komt helaas meermaals voor dat een bestuursorgaan, zoals het college van b&w, te lang doet over het nemen van een besluit. Deze vertraging kan niet alleen tot frustratie leiden, maar kan ook grote financieel nadelige gevolgen hebben voor de betrokkene(n). Zo kan het wel of niet starten met bedrijfsactiviteiten afhangen van een besluit. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft een belanghebbende een aantal middelen beschikbaar bij te late besluitvorming. Een belanghebbende zal vaak de aanvrager van het besluit zijn. Zo kan het bestuursorgaan in gebreke worden gesteld, waarna bij de bestuursrechter in beroep kan worden gegaan tegen het niet tijdig beslissen. Maar het uiteindelijke doel, het verkrijgen van de vergunning, is daarmee nog niet behaald, terwijl de late besluitvorming ook schade (heeft) veroorzaakt. In bepaalde gevallen kan dan bij de burgerlijke rechter een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding worden verkregen. Het is hiervoor niet nodig dat het besluit zelf al is genomen, zodat niet eerst hoeft te worden gewacht op het besluit voordat naar de burgerlijke rechter wordt gestapt. Daarnaast is het zowel van toepassing op een toewijzing als afwijzing van de aanvraag. Hoe gaat dit in zijn werking?
Beslistermijn bestuursrecht
Op grond van de wet moet het bestuursorgaan in beginsel binnen acht weken nadat de aanvraag is ingediend, beslissen. Het bestuursorgaan kan deze termijn echter eenmaal verlengen met ten hoogste zes weken. Voor bepaalde besluiten geldt echter een langere termijn (zes maanden) die eenmaal kan worden verlengd met zes weken. Dat zijn bijvoorbeeld besluiten die zien op de aanvraag van de exploitatie van een IPPC-installatie of een Seveso-inrichting. Er moet dan wel sprake zijn van een milieubelastende activiteit. Als het bestuursorgaan niet tijdig beslist, dan kan het bestuursorgaan in gebreke worden gesteld. Dat houdt in dat aan het bestuursorgaan schriftelijk een termijn wordt gesteld – bijvoorbeeld veertien dagen – om het besluit te nemen. Als het bestuursorgaan vervolgens in gebreke blijft, kan een belanghebbende beroep in stellen bij de bestuursrechter tegen het niet tijdig beslissen. Het bestuursorgaan verbeurt automatisch een dwangsom voor elke dat dat het in gebreke is, maar voor maximaal 42 dagen. Vaak zal deze dwangsom de schade door te late besluitvorming niet (volledig) dekken. Een beroep tegen niet tijdig beslissen brengt echter niet direct mee dat de aangevraagde vergunning wordt verleend. Ondanks dat een dwangsom een prikkel is om snel over een vergunningaanvraag te besluiten, is de welwillendheid van het bestuursorgaan nodig om snel over te gaan tot het verlenen van de vergunning. Bij schrijnende gevallen bestaat bij trage besluitvorming wel de mogelijkheid om op grond van de burgerlijke rechter schadevergoeding te vorderen van het bestuursorgaan. Dit is een andere rechter dan de bestuursrechter en vergt dus een nieuwe procedure. De bestuursrechter kan slechts beperkt schadevergoeding toekennen, zodat partijen veelal zijn aangewezen een procedure bij de burgerlijke rechter te starten om hun volledige schade vergoed te krijgen.
Trage besluitvorming kan leiden tot onrechtmatige daad
Een bestuursorgaan kan door trage besluitvorming onrechtmatig handelen. Een dergelijke onrechtmatige daad kan aansprakelijkheid opleveren voor de schade die door dit handelen is en wordt geleden. Enkel te late besluitvorming is echter onvoldoende voor onrechtmatig handelen en dus voor een recht op schadevergoeding. Alhoewel dit wellicht van vreemd klinkt, is de reden hiervoor wel logisch. De wettelijke beslistermijnen hebben namelijk niet zonder meer als doel om belanghebbenden te beschermen tegen mogelijke schade die kan ontstaan bij te late besluitvorming. Daarom zijn, op basis van de rechtspraak, bijkomende omstandigheden nodig die maken dat het bestuursorgaan onrechtmatig handelt. De Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland in civiele zaken, heeft in zijn arrest van 22 oktober 2010 aangegeven waarnaar onder andere moet worden gekeken voor de vraag of sprake is van bijkomende omstandigheden:
· de mate waarin de beslistermijn wordt overschreden;
· de oorzaak of oorzaken van de termijnoverschrijding en
· de voor het bestuursorgaan kenbare belangen van de betrokken belanghebbenden.
Een langere overschrijding, oorzaken die het bestuursorgaan kon voorkomen en grote financiële belangen bij een tijdig besluit kunnen leiden tot ‘bijkomende omstandigheden’ en daarmee aansprakelijkheid van het bestuursorgaan. Uit de rechtspraak volgt dat voornamelijk de kenbare belangen van de betrokken belanghebbenden doorslaggevend zijn. Om deze belangen kenbaar te maken, doet de belanghebbende er verstandig aan om deze nadrukkelijk en schriftelijk te benoemen richting het bestuursorgaan. Daarnaast hecht de rechtspraak ook waarde aan het gedrag van de belanghebbende. Heeft de belanghebbende zelf ook (lang) stil gezeten of heeft de belanghebbende meermaals bij het bestuursorgaan aangedrongen en druk gezet op het ‘tijdig’ nemen van een besluit? Oftewel, heeft de belanghebbende actief of passief gehandeld? Een ‘actieve houding’ van de belanghebbende en een ‘passieve houding’ van het bestuursorgaan daartegenover, maakt dat bij laatstgenoemde een groter verwijt komt te liggen en zodoende sneller sprake is van het onrechtmatig handelen van het bestuursorgaan. Tot slot is het daadwerkelijke tijdsverloop van belang. Een beslistermijn die wordt overschreden met enkele dagen of weken zal niet snel aansprakelijkheid van het bestuursorgaan opleveren. Indien de termijnoverschrijding meer dan een half jaar is, een jaar of zelfs enkele jaren betreft dan weegt dit in de regel mee in het voordeel van de belanghebbende. Zo werd in de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 26 maart 2025 een termijnoverschrijding van 9,5 maanden als fors aangemerkt.
Schade
Voor een recht op schadevergoeding is onrechtmatig handelen onvoldoende. Er moet daarvoor ook sprake zijn van schade waarvan de wet bepaalt dat die voor vergoeding in aanmerkt komt. Deze schade bestaat in vermogensschade en ‘ander nadeel’. Bij vermogensschade gaat het om zowel geleden verlies als gederfde winst. Bij trage besluitvorming kan deze schade bijvoorbeeld zien op het tijdelijk moeten staken of langer dan eigenlijk nodig wachten met het starten van de bedrijfsactiviteiten. Het is vervolgens ook van belang om aan te tonen dat deze schade direct voortkomt uit de trage besluitvorming. Met andere woorden, er moet sprake zijn van een causaal verband tussen de schade en de onrechtmatige daad. Daarnaast kunnen nog andere aspecten, zoals ‘eigen schuld’ van de benadeelde, meespelen die kunnen leiden tot een correctie op de omvang van de schade waarvoor het bestuursorgaan aansprakelijk is. Dit maakt dat een procedure bij de rechter vanwege te late besluitvorming de nodige hobbels kent.
Conclusie
Bij het verlenen van een vergunning ligt het lot van de aanvrager, of eerder het aangevraagde, vaak grotendeels in de handen van het bestuursorgaan. Daar komt bij dat het bestuursorgaan niet altijd dezelfde noodzaak voelt als de aanvrager om spoedig over te gaan tot het nemen van een besluit. Alhoewel het bestuursrecht beslistermijnen voor bestuursorganen geeft, worden deze termijnen niet altijd in acht genomen. Het bestuursrecht kent zelf slechts weinig middelen om tegemoet te komen aan de hierdoor geleden schade. De schade kan (wel onder omstandigheden) verhaald worden via de burgerlijke rechter. Het is vervolgens wel essentieel dat de belanghebbende hard kan maken dat er sprake is van schade en dat die schade is ontstaan door de te late besluitvorming. Via de samenloop van het bestuursrecht en het civiele recht kan de aanvrager van het besluit desondanks toch de nodige druk zetten achter het bestuursorgaan om zo tot het gewenste resultaat te komen. Het is wel van belang goed voor ogen te houden dat te late besluitvorming niet altijd leidt tot een recht op schadevergoeding. Allereerst zijn er bijkomende omstandigheden vereist, waarbij de mate en oorzaak van de overschrijding van de beslistermijn en de voor het bestuursorgaan kenbare belangen een rol spelen. Daarnaast moet er sprake zijn van op grond van de wet vergoedbare schade en een causaal verband tussen de schade en de te late besluitvorming. Ook spelen in een veel van dit soort procedures discussies over de omvang van de schade. De conclusie is dat te late besluitvorming niet altijd automatisch leidt tot een recht op schadevergoeding en dat goed moet worden beoordeeld voordat naar de rechter wordt gestapt om een schadevergoeding te eisen. Het maken van deze beoordeling vereist kennis van zowel het bestuursrecht als het aansprakelijkheidsrecht.