Wet opheffing verpandingsverboden verruimt financieringsmogelijkheden
Na jaren voorbereiding is het dan zover: per 1 juli 2025 is de Wet opheffing verpandingsverboden een feit. Deze nieuwe wet zorgt ervoor dat bedongen cessie- en verpandingsverboden voortaan nietig zijn. Het doel van de nieuwe wet is om de financieringsmogelijkheden van bedrijven, en dan vooral van het midden- en kleinbedrijf (‘MKB’), te vergroten.
Wijziging artikel 3:83 BW
In de praktijk blijken veel ondernemingen hun handelsvorderingen – bijvoorbeeld uit geleverde goederen of diensten – niet te kunnen gebruiken als onderpand voor financiering, omdat dit vaak contractueel is uitgesloten op grond van artikel 3:83 BW. De nieuwe wet wijzigt artikel 3:83 BW door een nieuw lid 3 toe te voegen. Het huidige lid 3 wordt het nieuwe lid 5. In het nieuwe lid 3 wordt bepaald dat een beding tussen schuldeiser en schuldenaar dat de overdracht of verpanding van bedrijfsmatig verkregen vorderingen uitsluit, nietig is. Hiermee wordt een uitzondering gemaakt op de contractsvrijheid, specifiek voor geldvorderingen die voortkomen uit commerciële activiteiten.
Uitzonderingen
Niet alle vorderingen vallen onder deze nieuwe regeling. De volgende categorieën zijn op grond van (het nieuwe) lid 4 uitgezonderd:
(i.) vorderingen uit gesyndiceerde leningen (leningen met meerdere kredietverstrekkers);
(ii.) vorderingen uit betaal- en spaarrekeningen;
(iii.) vorderingen van of op clearinginstellingen, centrale banken of verrekeningsinstituten;
(iv.) vorderingen op geblokkeerde rekeningen voor fiscale afdrachten.
Resumé
De belangrijkste wijzigingen op een rij:
(i.) nietigverklaring van overdrachts- en verpandingsverboden: bedingen tussen schuldeiser en schuldenaar die overdracht of verpanding van handelsvorderingen uitsluiten of beperken, zijn straks niet geldig. Dit geldt zowel voor goederenrechtelijke als verbintenisrechtelijke verboden;
(ii.) verplichte schriftelijke mededeling: wanneer een vordering wordt overgedragen of verpand, moet dat voortaan schriftelijk worden meegedeeld aan de schuldenaar. Mondeling of stilzwijgend melden volstaat niet;
(iii.) terugwerkende kracht voor bestaande bedingen: de wet geldt niet alleen voor nieuwe contracten. Ook bestaande verboden worden nietig drie maanden na inwerkingtreding, dus per 1 oktober 2025.
Handelsvorderingen kunnen dus voortaan worden ingezet voor financiering via bijvoorbeeld factoring of verpanding, ook als daarover voorheen afspraken waren gemaakt die dat uitsloten. Ook boetebedingen of opzegclausules bij cessie/verpanding zijn in principe nietig. Voorheen moesten financiers vaak uitvoerig nagaan of vorderingen überhaupt verpandbaar waren. Dit leverde juridische onzekerheid op en beperkte het gebruik van debiteuren als onderpand. Een kredietnemer kan hierdoor niet meer verhinderen dat zijn financier de lening doorverkoopt aan een derde en financiers kunnen er in beginsel van uitgaan dat commerciële vorderingen wél verpandbaar zijn, wat de financieringspraktijk aanzienlijk vereenvoudigt.
Vervolg
De wet wordt de eerste twee jaar gemonitord en vier jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Of de beoogde impuls voor het MKB daadwerkelijk wordt gerealiseerd, zal dan duidelijk worden. Voor nu geldt: analyseer contracten. Bekijk welke bestaande contracten niet-overdraagbaarheidsbedingen bevatten. Deze verliezen binnenkort hun werking. En tot slot: let erop dat mededelingen over overdrachten of verpanding goed worden verwerkt en geregistreerd.